Herintroductie korhoenders in Het Nationale Park De Hoge Veluwe stopgezet

Woensdag 26 juli 2017

Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe is vanaf eind jaren ‘70 bezig met het herstel van de heide en daarmee ook met de versterking van de levende flora en fauna. Zo heeft zij niet alleen veel energie in het plaggen, branden en maaien van de heidevegetaties gestoken (voor wat betreft het grootschalig plaggen was het Park een pionier), maar heeft zij ook hectares bekalkt om de veelal verzuurde grond weer een boost te geven. Het resultaat daarvan is een grootschalig open landschap waarin heidevegetaties domineren met de daarin voorkomende organismen. In het rapport ‘Veluwse heide verbonden’ (Zollinger et al, 2008) wordt het belang van het Park omschreven als zijnde ‘het meeste soortenrijk en zeer belangrijk voor bijna alle soorten’. Ontbrekend in het gebied waren de korhoenders, de vlaggendragers van de heidegebieden. Het laatste korhoen is eind jaren ‘90 in het Park gezien. Om de vogel voor Nederland te behouden, is het Park daarom tien jaar geleden begonnen met de herintroductie van de korhoenders.

Eerdere uitzetprojecten in binnen- en buitenland wezen uit dat deze in tijd te kort duurden en dat het aantal uitgezette vogels te klein was.

Vooronderzoek op De Hoge Veluwe toonde aan dat er ‘ca 1.500 hectare geschikt potentieel leefgebied aanwezig was op het Park waarmee dit leefgebied voldeed aan eisen van een minimaal leefgebied’. Tevens was van belang ‘dat het leefgebied in het NPHV in de nabijheid van een groter potentieel leefgebied ligt’ (Smit et al, 2003).

Zonder één Eurocent subsidie is sedert 2007 door middel van pionierswerk veel kennis en ervaring opgedaan.

Het kweken van kuikens heeft een proces ondergaan van kwantitatief naar kwalitatief. De fokkers kwamen er al snel achter dat het op zich goed mogelijk is om veel kuikens groot te krijgen. Echter het resultaat daarvan was dat deze kuikens gewend waren aan mensen en hun voedsel vooral was gebaseerd op industrieel voedsel. Dat heeft het Park gaandeweg het proces doen besluiten om de eieren, en daarmee kuikens, zo veel als mogelijk door de hennen zelf uit te laten broeden en op te laten voeden. Niet alleen dat, maar ook het voeden met verzameld natuurlijk voedsel (bijvoorbeeld heideplanten, berkenknoppen en bessen), leverde - ondanks een hoger sterftepercentage onder de kuikens - gezondere en vitalere kuikens op die vanuit een natuurlijk instinkt reageerden op signalen van de hen. Het natuurlijke voedsel heeft tevens het medicijngebruik in de fokkooien aanzienlijk gereduceerd.

Ook het uitzetten van de korhoenders heeft gaandeweg een ontwikkeling ondergaan. Het uitzetten van enkele kuikens op verschillende plaatsen op verschillende momenten in oktober is vervangen door het uitzetten van zo veel mogelijk vogels op hetzelfde moment en op één locatie vlak voor de bolderperiode in april. De voornaamste reden hiervoor was dat de havik het uitzetten van enkele individuen makkelijker bij kon houden dan alles in één keer. Het veranderen van de uitzetperiode had vooral te maken met het uitgangspunt dat de in het wild geboren kuikens uiteindelijk de populatie zouden moeten gaan vormen. Vervolgens zouden de uitgezette vogels vlak voor de boldertijd ook tot broeden kunnen komen om hun kuikens daarna groot te brengen.

Ondanks de geschiktheid van het biotoop (de kwaliteit van de heide die, gegeven de voorkomende soorten, op zich goed gebleken is) en de enorme kennisontwikkeling op het gebied van fokken en uitzetten bleek predatie door vooral de havik een belangrijke factor om rekening mee te houden. Ongeveer 80% van de dood gevonden vogels is door een havik geslagen.

Uit het feit dat er nog steeds terugmeldingen komen van vooral hennen op diverse locaties op en rond De Hoge Veluwe (zie ook Voortgangsrapportage 2010-2011 Sierdsema et al, 2011), maakt De Hoge Veluwe op dat het mogelijk is voor de vogels om te overleven. Er kan echter nog niet gesproken worden van een gesettelde populatie.

De vervolgstap na 10 jaar pionierswerk is een grootschaliger aanpak. De conclusie is getrokken dat het mogelijk is om op basis van de opgedane kennis met gekweekte vogels een levensvatbare populatie op te bouwen. Echter voor De Hoge Veluwe alleen is het vrijwel onmogelijk om voldoende kwalitatief goede vogels uit te zetten. Er zullen dan jaarlijks minimaal 100 vogels moeten worden uitgezet (zie evaluatierapport Diehl, 2016). Voor een grootschaliger aanpak is steun van meerdere partners noodzakelijk. Dit is uitvoerig aan de orde geweest in het Grondeigenaren Overleg Veluwe (GOV) en besproken met de gedeputeerde Van Dijk van de provincie Gelderland. Het Park heeft deze steun echter alleen in de particuliere hoek gevonden, maar de aangeboden terreinen zijn minder geschikt. De provincie Gelderland stelde zich constructief op, maar besefte dat zonder bredere steun - zowel qua menskracht als qua financiële middelen - van met name Staatsbosbeheer en de terreinbeherende organisaties Natuurmonumenten en Gelders Landschap een grootschaliger aanpak niet realiseerbaar is. Hierdoor ziet Het Nationale Park De Hoge Veluwe zich genoodzaakt om de herintroductie van korhoenders stop te zetten.

Dit herintroductieproject is voor het grootste deel mogelijk gemaakt door vrijwilligers. Wij zijn de leden van de fokgroep en van de begeleidingscommissie zeer dankbaar voor hun enorme inzet. Zonder deze mensen was de uitvoering tot op heden niet mogelijk geweest. Hetzelfde geldt voor de zeer gewaardeerde financiële steun van PON Holdings vanaf dag 1.

Het Park is trots op de geleverde prestaties en behaalde resultaten en betreurt het dat het project niet Veluwebreed kan worden voortgezet.

Ondanks deze ontwikkeling zal Het Nationale Park De Hoge Veluwe zich in blijven zetten voor het herstel van de heide en de daarin levende flora en fauna.

Hoenderloo, 25 juli 2017