Nieuws van boswachter Henk Ruseler: januari

Zondag 02 januari 2022

Voor het eerst in 41 jaar, proefde ik de luxe om tussen de voorbije feestdagen alle dagen vrij te zijn. Altijd waren er in de laatste week van het jaar leuke klussen waardoor ik geen verlof wilde opnemen en de laatste twintig jaar verzorgde ik in het staartje van het jaar, voor liefhebbers van De Hoge Veluwe, nog een wandelsafari.

Met of zonder sneeuw, een tocht door een winters landschap is magisch, het maakt je stil en zo tegen het einde van het jaar, van iedere deelnemer een filosoof. Ze zijn verleden tijd, bijgevolg had ik vijf dagen de tijd om te schrijven, massa’s oude dia’s te digitaliseren en vanzelfsprekend, veel te wandelen.

In de vroege ochtend van de 26ste december zocht ik na een genoeglijke kerstdag met familie de eenzaamheid, en waar kun je die beter ervaren dan op het Deelense Veld. Even voor negen uur had ik de deur van de Pampel achter mij dichtgetrokken voor een fikse wandeling door mijn achtertuin. De hinden en kalveren die bij de natuurstenen zuilen van Ulrich Rückriem stonden te grazen, hadden zo vroeg op tweede kerstdag geen wandelaar verwacht. Met lange nekken keken zij mij aan, om vervolgens stapvoets in de richting van het rustgebied Koeverbos te vertrekken.

Op een koude decemberochtend laten twee raven zich horen boven de oude dennen van de Kromme hoek en ik kijk uit over het Deelense Veld. Het plan is om richting de kop van het afweergeschut - beter bekend als de Moffenbult – te wandelen. Het uitzicht is daar fenomenaal, on-Nederlands haast. Daar aangekomen, strekt zich een eindeloze vlakte voor mij uit, rechts van mij zie ik de landmassa’s -ooit opgestuwd door het oprukkend ijs-, de Oost-Veluwe stuwwal, nu voornamelijk begroeid met naaldbossen, en een groene heuvelrug langs het grotendeels wit berijpte Deelense Veld. Ik tuur over het bevroren Andromeda-ven en iets verder zie ik de Zandflesch. Mijn gedachten dwalen af, ver, heel ver terug in de tijd.

Steeds luider klinkt het geluid van honderden hoeven die knerpend door de licht bevroren sneeuw zakken. Zo nu en dan hoor ik de angstig klagende roep van een kalf dat in blinde paniek zijn moeder in de kudde dreigt kwijt te raken. Voordat ik het goed en wel realiseer zie ik de dieren die op mij afkomen, het zijn er een stuk of vijftig. Sneeuw stuift op wanneer de kudde rendieren als één grijswitte golvende massa voor mij afbuigt. De blanke, veel vertakte geweien van de volwassen mannetjes lijken boven de vluchtende dieren met elkaar in een ritmisch zwaardgevecht te zijn verwikkeld.

Nu hoor ik ook een voor mij raadselachtig geschreeuw. De voorste rendieren doen een poging om de bevroren plas aan de linkerkant te passeren, wanneer als uit het niets een vijftal mannen opdoemen. Ze zijn een stuk kleiner dan ikzelf en ondanks hun dikke kleding van wolvenbont verplaatsen zij zich razendsnel door de hoge sneeuw in de richting van de kudde. De paniek bij de rendieren is compleet.

Een deel van hen weet tussen de mannen door te breken of rent terug. Maar er zijn er ook een paar die via het bevroren meertje proberen te ontsnappen. Vijftien onfortuinlijke dieren zakken onder hun eigen gewicht door het ijs en stranden tussen ijsschotsen en in de zachte veenbodem van de plas. Dit is waar de rendierjagers op gewacht hebben. Snel sluit de groep jagers die de kudde heeft opgejaagd zich bij hun stamgenoten aan en omsingelt de dieren. Van alle kanten dalen nu speren neer, verreweg de meeste treffen de in het ijs worstelende rendieren.

Weer hoor ik opgewonden kreten van de jagers en een laatste angstige roep van het enkele nog levende rendier. De finale van de jacht duurt hooguit tien minuten, waarna een ijzige stilte volgt. In de verte vervaagt de wegvluchtende rendierkudde langzaam in een eindeloze sneeuwvlakte.

Het geluid van straalmotoren doorbreekt de slepende stilte. Een lange witte condensstreep onderbreekt het helder blauw van de hemel. Ik tuur over het Andromeda-ven voor mij op het Deelense Veld en denk aan het verlangen van de mens om almaar meer te willen bezitten, de wereldwijde COVID-19 pandemie, de enorme klimaat- en milieuproblemen die steeds schrikbarender vormen beginnen aan te nemen. Mijn gedachten gaan uit naar het nieuwe jaar, wat we in een temperatuur met dubbele cijfers binnen zijn gelopen. Wat betekenen de eerder genoemde problemen binnen het tijdspad vanaf de rendierjagers tot het heden? 

Passen wij ons consumptiepatroon aan, gaan wij door met vluchten naar verre oorden of kunnen we onze rust in eigen land vinden. Legio mogelijkheden, dat is zeker. Want gelukkig zijn er nog natuurgebieden zoals Het Nationale Park De Hoge Veluwe, waar wandelend of fietsend door de landschappen, tijd geen rol lijkt te spelen. Het Deelense Veld waar je, voordat je er erg in hebt, in jezelf kunt verdwalen.

Beste lezer, ik wens u allen een gezond en gelukkig nieuw jaar!

Voor ons liggen twaalf maanden waarin u het Park hopelijk weer vaak kunt bezoeken en genieten van de prachtige landschappen met hun bijzondere flora en fauna.

Tot slot.

Voor wie is geïnteresseerd in de geschiedenis van ons land vanaf het moment dat zich er de eerste bewoners vestigden, op NPO 1 start vanaf 2 februari een tiendelige serie: Het Verhaal van Nederland. Enkele scenes, waaronder die over steentijdjagers, zijn in het Park opgenomen.