Hoeveel dieren lopen er rond in het Park?

Dinsdag 04 januari 2022

Het Nationale Park De Hoge Veluwe huist vele diersoorten. Zoals u wellicht weet zijn er in het Park verschillende populaties reeën, edelherten, moeflons en wilde zwijnen. Om al deze populaties goed en gezond te houden, passen wij beheersmaatregelen toe. Deze beheersmaatregelen zijn altijd gebaseerd op onderzoek en monitoring in het Park zelf.

Figuur 1: Wildcamera foto's van een edelhert dat aan het eten is (links) en een groep langslopende edelherten (rechts).

Om de maatregelen juist toe te passen, is het van belang om een goede schatting te hebben van de wildstanden gedurende het seizoen. Dit is dan ook de reden dat de jachtopzieners van het Park ieder voorjaar alle moeflons, herten en zwijnen tellen. Echter, nieuwe ontwikkelingen zorgen ervoor dat deze tellingen in de nabije toekomst misschien niet meer nodig zijn. Door gebruik van het wildcameranetwerk van het Park zal het binnenkort mogelijk zijn om op elk moment van het jaar te bepalen hoeveel dieren er van elke soort aanwezig zijn in het Park. Maar waarom kan dat nu nog niet?

Cameranetwerk

In het Park staan ongeveer 70 verschillende wildcamera’s, verspreid over diverse leefgebieden. Deze camera’s maken foto’s van dieren die langslopen. Een groot deel van de camera’s is oorspronkelijk geplaatst om de openingen van de wildpassages te monitoren in 2013, maar ondertussen worden de beelden gebruikt voor verschillende onderzoeken in samenwerking met de universiteit van Wageningen.

Eén van deze onderzoeken gaat over het mogelijk maken van schattingen van dichtheden. Dit houdt in dat er wordt gekeken naar het aantal dieren van een bepaalde soort per oppervlakte, aan de hand van het beeldmateriaal van de wildcamera’s. Vroeger werd gedacht dat dit alleen mogelijk was wanneer dieren herkend konden worden op foto’s. Dit kon gedaan worden door dieren te merken met ringen, zoals bij vogels veelal gedaan wordt. Individuele dieren kunnen daarnaast bijvoorbeeld worden herkend doordat sommige diersoorten individuele vachtpatronen hebben, zoals jaguars in de Amazone [1]. Door te kijken naar het aandeel dieren dat vaker dan één keer op foto’s staat, kan de totale populatiegrootte worden berekend door middel van een capture-recapture analyse. Deze analyse houdt rekening met het feit dat in een kleine populatie dezelfde dieren vaker worden gefotografeerd, terwijl er bij een grote populatie een grotere kans is dat er steeds verschillende dieren worden gefotografeerd. Helaas hebben de dieren in het Park geen unieke ringen of onvoldoende unieke vachtpatronen waardoor dit geen optie is.

Niet elke foto is hetzelfde

Ook kunnen we niet simpelweg kijken naar het aantal foto’s dat er van elke diersoort gemaakt wordt. Dit heeft te maken met hoe de camera’s werken. De camera’s in het Park hebben een zogeheten detectiezone. Wanneer een dier binnen deze detectiezone beweegt, begint de camera foto’s te maken in groepen van 10 foto’s met iets minder dan een seconde tussen elke foto. Wanneer er na deze 10 foto’s nog steeds een dier binnen de detectiezone is, maakt de camera nog eens 10 foto’s, net zo lang tot er geen warmte en beweging meer is in de detectiezone van de camera. Omdat de meeste dieren in groepen leven, kan het dus ook zomaar zijn dat er meerdere dieren op een foto staan. Wanneer bijvoorbeeld een edelhert besluit te gaan eten voor een camera kan hij hier best een tijdje staan, wat resulteert in een hele lange reeks aan foto’s van hetzelfde dier. Aan de andere kant, wanneer een groep edelherten langs een camera loopt terwijl ze van de ene naar de andere plek lopen, kunnen er in 10 seconden zomaar 15 edelherten voorbij gelopen zijn. In dit bovenstaande voorbeeld zouden er meer foto’s van het enkele edelhert dat aan het eten is zijn, dan van de groep edelherten die voorbij loopt.

Figuur 2: Schematische weergave van de detectiezone (groen) van de wildcamera's.

Random Encounter Model

Om deze bovengenoemde problemen op te lossen is het Park in overleg met de universiteit van Wageningen overgegaan naar een methode die niet kijkt naar individuele interacties tussen camera en dier, maar naar het onderliggende proces, door gebruik te maken van een Random Encounter Model [2]. Dit model komt oorspronkelijk uit de scheikundige gaswet en zegt dat de kans dat losse deeltjes tegen elkaar aanbotsen afhankelijk is van twee factoren: het aantal deeltjes, en de snelheid van deze deeltjes. In ons geval zou het aantal foto’s van dieren, de botsingen, afhankelijk zijn van het aantal dieren en het aantal camera’s en hoe snel deze dieren bewegen.

In ons model komt daarbij de uitdaging dat de camera’s niet volledig om zich heen foto’s kunnen maken, maar alleen in de detectiezone van de camera. Daardoor worden sommige “botsingen” niet gefotografeerd. In de afbeelding hierboven kun je zien hoe dat werkt. Van de vijf herten in dit gebied hebben er drie een “botsing” met de camera: ze zijn binnen de blauwe lijn. Er is echter maar één hert dat daadwerkelijk in de detectiezone van de camera (groen) loopt, waardoor alleen deze wordt gefotografeerd. Vandaar dat het Random Encounter Model dat wij gebruiken niet alleen kijkt naar het aantal dieren en camera’s en de bewegingen van de dieren, maar dat het ook rekening moet houden met de detectiezones van de camera’s.

Figuur 3; Foto's van dezelfde camera gedurende verschillende seizoenen. Hierop is te zien dat de begroeiing ervoor kan zorgen dat de detectiezone van een camera verandert gedurende het jaar.

Momenteel zijn het Park en de universiteit samen op zoek naar manieren om de snelheden van dieren te bepalen aan de hand van de foto’s die gemaakt worden door de wildcamera’s. Daarnaast zijn we op zoek naar een goede manier om de detectiezones van de camera’s te bepalen. Daarbij komt nog de extra uitdaging dat de kans dat een dier door de camera gezien wordt afhankelijk is van het seizoen waarin de foto gemaakt is, aangezien een dier zich in de zomer en lente makkelijker achter planten kan verstoppen dan in de winter of herfst.

Kortom: er zitten nog heel wat haken en ogen aan het bepalen van de wildstanden aan de hand van camerabeelden. Tot die tijd zal het Park ieder jaar de wildstanden meten op de traditionele manier: met een notitieblok en een verrekijker.

J. Holtrop BSc, Stagiaire Bedrijfsvoering

Bronnen:

  1. Silver, S. C., Ostro, L. E., Marsh, L. K., Maffei, L., Noss, A. J., Kelly, M. J., ... & Ayala, G. (2004). The use of camera traps for estimating jaguar Panthera onca abundance and density using capture/recapture analysis. Oryx38(2), 148-154.

  2. Rowcliffe, J. M., Field, J., Turvey, S. T., & Carbone, C. (2008). Estimating animal density using camera traps without the need for individual recognition. Journal of Applied Ecology45(4), 1228-1236.