Achter de schermen: Berry, Danique en Roald

Vrijdag 31 oktober 2025

Bij Het Nationale Park De Hoge Veluwe werken regelmatig stagiairs. Dit najaar zijn dit onder anderen Berry, Danique en Roald. Wat is hun achtergrond, wat houdt hun stage in en waarom kozen ze voor het Park?

De stagiairs hebben verschillende achtergronden en redenen om stage te lopen in het Park. Berry van der Hoef is vierdejaars hbo-student Bos- en natuurbeheer aan Van Hall Larenstein in Velp. Eerder in zijn opleiding deed hij mee aan een project waarbij de aanplant van klimaat-slimme boomsoorten in het Park werd gemonitord. Hij kwam daarbij in contact met beleidsmedewerker Annemieke Visser, die vroeg of hij stage wilde lopen in het Park. Het spreekt hem aan dat het Park uniek is in zijn soort: een voor Nederlandse begrippen groot, gesloten systeem met gereguleerde wildstanden. Verder sluit de opdracht in deze stage goed aan bij zijn kennis en opdrachten vanuit de opleiding. Berry’s stage in het Park duurt twintig weken.

De groene kant op?
Derdejaars student Danique Keuken doet een snuffelstage van acht weken. Zij volgt de mbo-opleiding Dierenartsassistent Paraveterinair aan het Zone College in Deventer. ‘Ik overweeg na deze opleiding “de groene kant” op te gaan. De kans om dit te onderzoeken in het Park greep ik met beide handen aan. Ik vind het geweldig dat ik de gelegenheid krijg om dit als complete buitenstaander – zonder groene achtergrond – te doen.’

Roald Dorrestein (niet op de foto) doet het vierde jaar van de hbo-major Toegepaste ecologie aan Van Hall Larenstein in Leeuwarden. Hij wilde tijdens zijn stage veel het veld in. Roalds stage duurt drie maanden. Omdat hij wat verder weg woont, maakt hij tijdens zijn stage gebruik van de studentenwoning in het Park.

Bosvraat
Het project waar ze alle drie aan werken is de graasdrukmonitor. Bij dit project wordt gekeken in hoeverre jonge bomen schade ondervinden van vraat. Het Park streeft naar een optimale biodiversiteit en een toekomstbestendig bos. Daarvoor is de omvorming van naald- naar loofbossen heel belangrijk. Veel planten en dieren zijn namelijk afhankelijk van loofbomen. Bij de ontwikkeling van loofbomen speelt het wild een grote rol. Reeën eten de blaadjes en knoppen ervan, edelherten eten ook de boomschors en scheuten. Daarnaast vegen deze dieren hun gewei tegen de stammen van bomen. Door deze twee factoren kunnen bomen zich niet optimaal ontwikkelen.

Vaste methode
Het bosvraatproject is een meerjarig project, waarbij wordt gewerkt volgens een vaste meetmethode. Een belangrijk onderdeel is het vinden van geschikte locaties om de bosvraat te meten. In steekproefcirkels in het hele Park worden geschikte gebiedjes, oftewel plots, gezocht. In een plot moeten minstens vijf subplots kunnen worden geplaatst. Een subplot bestaat uit minimaal vijftien loofbomen tussen 20 en 160 cm. Dit zijn de hoogtes waarop de dieren van de boom kunnen eten. In deze subplots wordt vervolgens gekeken of er sprake is van topvraat, dus of de topscheut opgegeten is door wild. De resultaten worden ingevoerd in een speciaal programma. De drie stagiairs hebben in hun onderzoek tot dusver nagenoeg geen bomen aangetroffen die níet aangevreten zijn.

Aanvullend onderzoek
Nadat ze acht weken gewerkt hebben aan de monitor gaan Berry en Roald aan de slag met hun eigen onderzoeksvragen. Roald kijkt naar het verband tussen vraatschade en de hoeveelheid neerslag. Is het zo dat de loofbomen zich in natte jaren beter ontwikkelen dan in droge? Berry onderzoekt wat de drempelwaarde is voor de vraatschade. Oftewel: welke mate van vraatschade is acceptabel voor een gezonde bosontwikkeling? Daaraan gekoppeld is de vraag welke wildstand – het aantal edelherten, reeën en wilde zwijnen – daarbij hoort.

10.000 stappen
Berry vertelt het heel positief te vinden dat het Park openstaat voor onderzoek in samenwerking met diverse instanties en onderwijsinstellingen. ‘Het openstellen van bepaalde delen van het Park voor onderzoek draagt niet alleen bij aan het oplossen van vraagstukken binnen het Park zelf, ook zijn de daaruit voortvloeiende inzichten en data waardevol voor het beheer van andere natuurgebieden in Nederland.’ Bovendien werkt het inschakelen van stagiairs volgens hem twee kanten op: de studenten krijgen de mogelijkheid om veel te leren en het Park heeft baat bij hun inzet. Danique vult aan: ‘Deze stage is ook nog eens goed voor onze lichaamsbeweging. We fietsen en lopen heel wat af. Ik kom elke dag aan de 10.000 stappen.’